Hengelose Kleindieren Sportfokkers Vereniging

Voordracht op 15 november door Fred van de Ven

Op 19 augustus ontving ik het volgende e-mailbericht van Ronald Muller:
Geachte heer Van de Ven / beste “stadsdichter”,
Op zaterdag 15 november a.s. bestaat de Hengelose Kleindieren Sportfokkers Vereniging maar liefst 110 jaar. In het kader van dit jubileum organiseren wij op zondag 16 november een Jubileumtentoonstelling. Er zullen dan niet alleen kippen, konijnen en sierduiven te bewonderen zijn. Ook zal er een “historische route” zijn die de bezoekers d.m.v. tekst- en beeldmateriaal over de geschiedenis van de H.K.S.V. informeert.
Daarnaast zal men de bezoekers “in levende lijve” kennis laten maken met boerderijdieren die vroeger veel in het Twentse landschap en de Duitse grensstreek voorkwamen, zoals o.a. de Twentse landgans, het Bentheimer varken, het Schoonebeker schaap en niet te vergeten het Twents hoen.
Deze dieren die vaak zeldzaam geworden zijn, hebben nog steeds betekenis voor ons. Daar zijn enkele goede redenen voor.
Ze zijn het resultaat van fokkerskunst uit het verleden en hebben een aparte cultuurhistorische waarde. Zij vormen een bron van biologische verscheidenheid en laten zien welke variatie aan rassen onze voorouders met gerichte selectie en fokkerij hebben bereikt.
Ze hebben een recreatieve waarde want ze vertonen een rijke variatie aan vormen en kleuren. Ze zijn daardoor bij uitstek geschikt om in te zetten in landschappen, parken, recreatiegebieden en op kinderboerderijen.
En ze hebben wetenschappelijke waarde. In combinatie met archeologische vondsten geven ze inzicht in landbouwmethoden uit vroeger tijden.
Verder hebben ze praktische waarde in het gebruik bij het beheer (begrazing) van natuurterreinen.
Daarnaast zouden de erfelijke eigenschappen die deze dieren bezitten, van nut kunnen zijn voor toekomstige veeteelt.

Tot hier de e-mail en U snapt het, mijn nieuwsgierigheid was geprikkeld.
Iets dat nog zo dicht verwant is met de oorspronkelijke afkomst en de natuur maakte dat ik dan ook zeer nieuwsgierig werd naar de voedingswaarde van deze dieren. Bij ons in de zangvereniging bezingen wij die liefde voor de natuur als volgt:

Bonte specht met piccalilly
Er wordt haast onafgebroken
over de natuur gesproken
meestal door een sombere figuur.
Een ding wordt te vaak vergeten;
de natuur zit vol met eten
daarom zijn wij dol op de natuur.

Zondagmorgen,’t maakt niet uit welk jaargetijde
zoeken wij naar etenswaar in bos en heide.

Grote dikke melkboleten
worden uit de hand gegeten,
jonge ortolaan uit de frituur.
Vijvers vol met vette eendjes
opgediend met verse peentjes,
oh, wat kun je veel met de natuur.

Ik kan soms haast niet wachten tot de bosbes paars is;
heerlijke compote, maar dat zult U zelf ook wel weten.
Jammer dat wat lekker is de laatste tijd zo schaars is;
‘k heb al lang geen bonte specht met piccalilly meer gegeten.

Wurmen kunt U samenballen,
’t zal U absoluut bevallen
zeker na een weekje in het zuur.
Wild konijn met tutti frutti
ook al ziet U soms het nut niet
alles heeft z’n plaats in de natuur.

Zondagmorgen,’t maakt niet uit welk jaargetijde
zoeken wij naar etenswaar in bos en heide.

Fluitekruid of duizendpoten,
alles vers en onbespoten;
lekker eten is een avontuur
Ach, wij kennen alle plekjes
wij zijn echte lekkerbekjes
ooooooh, wij zijn zo dol op de natuur!

Niet alleen bij onze zangvereniging wordt er genoten van al die lekkernijen in de natuur. De dichter RAMSEY NASR legt de woorden in de mond van een van de grootste liefhebbers;

Vos
vos ben ik
bijt ze de strot
zonder te koken
eet kippen op –
schele kippen kuttekippen
struikelkont vol
eieren
wees dan ook geen kip –
wees vos
wees vos!
dus
geef over koning krop
make no mistake
over & op
voor laatste maal
EET KIP
WEES VOS
&god
bles
vos

Je kunt natuurlijk ook van dieren houden zonder meteen aan opeten te denken, zoals EVA GERLACH beschrijft in haar;

Lievelingsdieren
Tussen de stenen hollen de platte, brede
pissebedden omlaag naar het donker.
Vergeten
toen het nog koud was
te kijken:
hoe overwintert een dier dat zo lijkt op herinnering,
zo afval kleurig,
met zijn hoofd naar binnen
en doodstil bij de minste aanraking.

Ik weet een kind dat van ze houdt,
het streelt hun dadelijk verstijvende stofjassen,
draagt ze tussen twee handen de kamer door.
O! zachte pootjes hebben ze,
mag ik ze niet houden
in een kistje
met onderaan glas?
Daar kijk ik de hele tijd naar,
daar zing ik dan voor.

Ja, wie fokt er nog die diertjes. Die komen nog uit de oertijd.
Over oertijd gesproken: had er nou niet iemand voor die dinosauriërs kunnen zorgen?

Wat je moet weten van de dinosaurus WILLEM WILMINK

De dinosaurus had geen hoed en ook geen regenjas.
de dinosaurus wist niet goed wat voor een beest hij was.
De dinosaurus at geen drop en dronk geen bier of wijn.
De dinosaurus had een kop, maar die was wel wat klein.

De dinosaurus had soms jeuk, dan was hij niet zo blij:
een ander krabben vond hij leuk, zichzelf kon hij niet bij.
De dinosaurus danste vaak of neuriede een lied.
De dinosaurus had geen spraak, dus liegen kon hij niet.

De dinosaurus had een kind, dat was nog in de groei.
De dinosaurus liet een wind. Toen dacht die kleine dat het woei.
Ach, toen hij uitgestorven was
waardeerde hij de oertijd pas.

Dit lied van Willem Wilmink herinnert ons aan hoe vergankelijk alles is en dat het belangrijk is om alles wat waardevol is te bewaren.
Fokkers doen dat met kleinvee, dichters doen dat met taal.
Nou is Nederland een klein taalgebied en die taal veranderd continue door diverse invloeden van buiten af, het is überhaubt a living thing.
Nog kwetsbaarder is het dialect en dan met name het Twents dialect. Dat dreigt ook uit te sterven. Heel soms zie je dat een Twents woord doordringt in het Nederlands.
Wilmink heeft dat in het volgende lied vast gelegd. Het is een cowboylied dat doorspekt is met verscheidene Twentismen en het speelt zich niet af in het Wilde Westen, maar in het Troosteloze Oosten. Ja, dat denken die mensen uit het Wilde Westen, dat het hier is “troosteloos”. Laat ze dat maar mooi denken, wij weten wel beter hier in Twente.
Loat ze biej hoes blievn met de klös!

Cowboy Fred WILLEM WILMINK/FRED VAN DE VEN
Op de prairie tussen Hengelo en Oele
rijdt een cowboy op zijn ouwe, trouwe vos.
Hij wil brood nu hij zich hongerig gaat voelen
maar helaas, geen bakkerswinkel is meer los.

Op zijn merrie zit hij voor zich uit te dromen
zoals elke cowboy wel eens dromen kan:
over andere cowboys, uit de tijd gekomen
en dan moet je zelf toch altijd weer verdan.

Op de prairie tussen Losser en De Lutte
is die cowboy soms van somberheid vervuld
en al rijdend tussen vale plaggenhutten
roept hij: “Waarvoor krijg ik alles op de schuld?”

Cowboy Fred…
Hij zegt glijer, hunnie zeggen autoped…
Cowboy Fred…
Wat hij niet extra deed is volgens hunnie juist opzet…
Cowboy Fred.

Maar opeens heeft hij die stemming overwonnen,
want vanavond zal hij heerlijk dansen gaan
met zijn steun en toeverlaat: met zijn Yvonne.
Eerst trekt hij zich daar nog andersom voor aan.

Cowboy Fred…
Zijn manchesterse broek ligt voor de grond, dat vindt hij niet zo slim…
Cowboy Fred…
want die is sterker dan een van denim, aaah…
Cowboy Fred.

Dan gaat hij naar buiten heen,
kijkt een maal naar zijn voeten en zegt:
“Foei toch, mijn schoenveters zitten open!”
Dan hoekt hij daal en knupt ze dicht.

Ook in vroeger tijd deed men al zijn best om kwetsbare zaken door beschrijving vast te leggen voor later tijd.
Uit de Middeleeuwen is een verzameling handschriften bekend dat later onder de naam Carmina Burana op muziek gezet werd door Carl Orff. Wilmink heeft die teksten vertaalt naar het Twents en daarmee weer wat behouden voor de toekomst. Het dier hier aan het woord mag het dan niet overleeft hebben, zijn soortgenoten wel. Waarbij ik me dan weer afvraag…(smek, smek, smek).

Klacht van n gebroadn zwaan    WILLEM WILMINK
Vrogger ha’k ‘et joa wa best,
he’k een mooi’n zwaan ‘ewest,
en’k dee zwemn as de pest…
0o, mien God,
zwart as nen pot
a’j toch an dat broadspit wort.

Joa jongs, a’j int water zit,
en iej bint nog prachtig wit,
ach, dan deank iej nich ant spit.
0o, mien God,
zwart as nen pot
a’j toch an dat broadspit wort.

‘k Heb int water spöld en stooid,
in dee daag n hebt ze nooit
zolt en pepper op miej knooit.
0o, mien God,
zwart as nen pot
a’j toch an dat broadspit wort.

Met mien mooi’n lang’n nek
zwemn ik in de Buurse bek,
’t was mien beste tied, joa krek.
0o, mien God,
zwart as nen pot
a’j toch an dat broadspit wort.

Joa, oew leav’n geet verdan,
meer miej doot ze in de pan
en iej smuln der wa van.
0o, mien God,
zwart as nen pot
a’j toch an dat broadspit wort.

Ja, van dingen die vergaan en hoe die te behouden.
Maar wat behoud je en waarom? Een auto?

Mien Volvo                     FRED VAN DE VEN
Ik heb miej gisteroavnd nog
nen tweedehaandsen Volvo koch
met alle veer de beande nog
vol orginele Volvo-loch
en met n stuur, sekuur,
hee veurt joa as nen Japanees.
En met n lak, zoo strak,
iej zeet de oalde dökn gineens.

Veurn met n Dafje, veurn met n Dafje,
veuroet veurn, makkelik zat.
Veurn met n Dafje, veurn met n Dafje,
en achteroet dat döt e net zoo hard. (Boem!)

Oh denneboom, oh denneboom!

De beide deurn warn verkracht
Zoo heb ik gister n hiln nacht
in mienn Volvo deur-ebracht
met wochtn op de weegnwacht.
En doo’t e kwam, wham,
hee trapn der zoo den bumperd of.
Wat was ik bliej, ik was vriej,
ik kon wier veurn met mienn plof.

Veurn in n Dafje, veurn in n Dafje,
Achteroet doo’k heandig-an.
Veurn in n Dafje, veurn in n Dafje,
Biej t stopn koomp ut op de remn an.(Boem!)

Oh eikeboom, oh eikeboom!

Miene Volvo lea-r an gruzelemeantn
Komt der ok nog twee ageantn,
verkochn miej n stuk of wat preantn.
Doar gungn miene zoerverdeende ceantn.
Volvo te koop, veur sloop!
Vief daalder brachn dat kreng miej nog
en doarvan he’k, joa krek,
nen tweedehaandsn Vespa koch.

Knapn op ne snorfiets, knapn op ne snorfiets,
en zon pötjen bin iej nich verplicht.
Knapn op ne snorfiets, knapn op ne snorfiets,
volgas knap iej deur t rooie lech.(…………..)

Oh automatische halve overwegboom, oh automatische halve overwegboom!

Of het cafeetje waar je voor het eerst een Grolschje dronk?

t Liepke        FRED VAN DE VEN
Oo, har ik blauwe oogn as de oondergoande moan.
Oo, har ik stearke been woar k strabaant met kon goan.
Oo, har ik nen dichtn jas woar gin reagn deur kon sloan.
Joa, dan gung ik gauw noar t Liepke
biej den kachel met dat piepke.
‘Annie, doot miej n pulken bier.’
En dan zetn zee t veur miej too
en dan zea-r e: ‘Zoo dan?’

Oo, har ik broene oogn as kastanjes veur de groond.
Oo, har ik harde kaakn, schearpe taande in n moond.
Oo, har ik nen stearkn wil as ne stoontvleeg an t plafoond.
Joa, dan gung ik gauw noar t Liepke
biej den kachel met dat piepke.
‘Annie, doot miej n pulken bier.’
Dan zetn zee t veur miej too
en dan zea-r e: ‘Zoo dan?’

Noe heb ik rooie oogn as de oondergoande zunne.
Noe veur ik met miene fietse de Breemarsweg hen en wierumme.
Noe zeuk ik dat boerderiejken, k heb t nich meer wier evundn.
Vort is noe kafee t Liepke,
vort den kachel met dat piepke.
Annie is dood, gin pulken bier
zet zee ooit nog veur miej too.
Nooit zeg zee meer: ‘Zoo dan?’

Nee, niet behouden voor de toekomst.
En jezelf, hoe behoud jij jezelf? Fokkers weten dat wel: kinderen!
En voor nu is het vooral genieten van het leven, want:

Op nen dag         WILLEM WILMINK
Op nen dag dreenk iej gin Grolsch meer…
loop iej nich meer deur de stad.
Al oew wille, al oew hartzeert
he’j dan had.

Wichter, laandskopn en steedn,
alns wa’j machtig mooi hebt vundn,
tookomstplann en verleedn
goat te grundn.

n Eenn wil zich nich oavergevn
en mut liedn töt e rust,
n aander means passeert zien leavn
onbewust.

Loa’w der nog meer eenn nemn,
gun oe nog wat zit in t gat:
veur a’j t wet kö’j niks meer hebn…
dan he’j t had.

Terug naar die e-mail:
Om het culturele aspect van onze liefhebberij meer nadruk te geven, zouden wij het bijzonder op prijs stellen (ik ben benieuwd tegen welke prijs…smek, smek, smek), als u als “stadsdichter” op uw eigen wijze de opening van deze tentoonstelling zou willen verrichten.

Ik hoop dat hierbij te hebben gedaan al blijf ik het raar vinden om iets te laten openen door een dichter, een dichter hoort te dichten, niet te openen. Maar goed, ik ben heel meegaand en verklaar de tentoonstelling voor geopend – Op naar de volgende 110 jaar! – en verklaar de opening voor gedicht.

Fred van de Ven
Stadsdichter Hengelo
2008 – 2010

1 reactie

Laat een antwoord achter aan Astrid Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.