Grenzeloze Geest (Maike de Jongh)

maike de jongh 450 350“Opa?”

Mijn nek kraakt terwijl ik mijn hoofd draai.
“Ja jongen?”
Mijn stem klinkt schor en hees. Het duurt tegenwoordig altijd even voordat hij op gang is gekomen.
“Waarom leest u altijd zoveel?”
Ik sla het boek in mijn handen dicht en schud in gedachten mijn hoofd om de waas van dromerigheid, het gebruikelijke overblijfsel van vele uren lezen, te laten optrekken. Ik glimlach naar het kleine blonde jongetje met zijn speelgoedtrein en gebaar dat hij dichterbij moet komen. Als hij zich naast mijn stoel op de grond heeft laten vallen, wacht ik geduldig tot mijn stem zijn weg door mijn stembanden gevonden heeft. Dan begin ik te vertellen, nauwkeurig mijn woorden afmetend. Want ik wil hem niet alleen feiten voorschotelen. Ik wil dat hij in mijn gedachten kruipt en mijn herinneringen beleeft. Dat hij vanuit mijn ogen kijkt en door mijn neus ademt. Ik wil mijn verhaal vertellen als een middeleeuwse minstreel die met een kunstig mengsel van woorden zijn publiek mee kan voeren naar de verste oorden en met niets meer dan zijn stem in staat is de diepste emoties op te roepen.

Omringd door luidruchtige vreettenten en kledingwinkels met felle neonverlichte uithangborden leek het boekwinkeltje recht uit een ander tijdperk te komen. Voorbijgangers keurden de schemerige etalage en het houten uithangbord met de woorden “Boekhandel de Grenzeloze Geest” geen blik waardig. Het bouwsel scheen een walm van sereniteit en mysterie uit te ademen. Het had me een tijdje gekost voor ik genoeg moed bij elkaar had geraapt om naar binnen te gaan en als het niet zo had geregend, was ik waarschijnlijk nog met het zoveelste rondje door de straat bezig. Maar het regende wel en zodoende stond ik op de drempel. Zodra de deur achter me dicht was gevallen, daalde er een deken van stilte op me neer. Toen mijn ogen zich hadden aangepast aan de met lantaarns en ouderwetse schemerlampen verlichte omgeving zag ik dat alle wanden bedolven waren onder boeken. Iets zei me dat ook het plafond niet gespaard was gebleven, als de wetten van de natuur er geen stokje voor hadden gestoken.
“Goedenavond.”
Ik maakte een sprongetje van schrik. Pas toen ik een oude man erachter vandaan zag komen, viel me een toonbankje in het donkerste hoekje van de kamer op.
“Kan ik je ergens mee helpen? Ben je op zoek naar een specifieke titel?”
Zijn dikke witte haren golfden terwijl hij sprak en zijn heldere blauwe ogen gaven hem een vriendelijke uitstraling.
“Ik vroeg me af of ik bij u kon werken. Hier in de winkel bedoel ik.”
Ik wist niet wat me plotseling bezielde. Het was alsof de man en zijn boekwinkeltje een deel van mijn ik hadden vrijgelaten dat ergens diep in mijn lichaam had vastgezeten en dat nu mijn gezonde verstand te lijf ging. De oude man leunde naar achteren, zijn gezicht buiten het bereik van het licht plaatsend.
“Kom eens mee.”
Hij draaide zich om en verdween door een deur achter de toonbank. Mijn voetstappen klonken onnatuurlijk luid op de houten vloer terwijl ik achter hem aan liep. De kamer achter de deur viel onder de categorie extreem rommelig, maar brandschoon. Een grote staande koekoeksklok en een schaaktafeltje met Oud-Egyptische schaakstukken trokken mijn blik. Het zou me niets verbazen als een aantal van de in hoeken gepropte kistjes en bijzettafeltjes waardevolle antieke stukken bleken te zijn. De oude man, die in een fauteuil was gaan zitten, gebaarde naar een stoel tegenover de zijne en begon te praten. Over boeken, over kunst, over plaatsen waar ik nog nooit van had gehoord. Hij vroeg me dingen en ik gaf antwoord, maar hij was degene die voornamelijk aan het woord was. Ik denk dat het tegen tienen was toen hij de pluizige rode kat die zich snorrend op zijn schoot had genesteld op de grond zette en opstond. Toen hij met een hoofdgebaar naar de deur wees stond ik ook op en stapte naar buiten.
“De boeken die je ziet, zijn niet zomaar stapels papier.” zei hij ernstig toen hij de deur achter zich had afgesloten. “Het zijn poorten naar andere werelden. Velen van hun soort zijn al verloren gegaan, voor eeuwig gesloten. Ze moeten worden onderhouden door iemand die hun waarde kent. Iemand die van ze houdt.” Hij wierp me een betekenisvolle blik toe. “Ben jij zo iemand?” Voor ik de kans had om te reageren ging hij naar buiten en sloot ook de buitendeur af, mij alleen achterlatend in de winkel. Verbijsterd stond ik een tijdje naar de deur te kijken, verwachtend dat hij terug zou komen. Maar dat deed hij niet. Ik hoorde de sleutel pas weer in het slot toen het licht van de volgende dag bescheiden naar binnen gluurde.

“Wat heb je toen gedaan Opa? Kon je wel slapen daar?”
“Slapen? Als jij opgesloten was in een ruimte vol boeken, zou je dan slapen?” roep ik uit.
“Nee, m’n jongen, ik heb mijn ogen geen moment dicht gedaan. Ik heb gelezen. Mijn lichaam kon weliswaar niet weg uit die kamer, maar mijn geest had zich in geen tijden meer zo vrij gevoeld. Ik heb de meest woeste avonturen beleeft die nacht en ik ben van de diepste kerkers tot de hoogste bergtoppen geweest. Veel mensen in deze wereld verlangen naar avontuur. Ze kopen dure vliegtickets en verplaatsen zich naar allerlei oorden, steeds verder van huis. Maar de meesten vinden niet wat ze zoeken. Wat ze zoeken ligt juist heel dichtbij, heb ik die nacht geleerd. Het enige wat ze moeten doen is alle grenzen van hun geest laten zakken en hun gedachten laten meevoeren door verhalen als een blad door een woeste rivier. Zo kunnen ze verder reizen dan in hun wildste dromen. Naar andere werelden en andere tijden.”
Hij staart me verbijsterd aan. Ach, ik zal wel weer aan het raaskallen zijn.
“Over dromen gesproken, volgens mij hoor jij allang te slapen.” Verklaar ik en met hoorbare tegenzin van mijn botten sta ik op.
“Morgen vertelt Opa weer verder.”

Maike de Jongh, Grundel

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.