Vers & Foto 2015

vers en foto 2014 jpgONTROERING. De derde editie van Vers & Foto gaat van start! Een prachtige gelegenheid voor alle fotografen van Hengelo om de binnenstad te verfraaien met een persoonlijke combinatie van een Vers en hun Foto. De expositie zal te zien zijn rond het marktplein in de maanden juli, augustus en september. Voordat het zover is beginnen we met een inspiratiebijeenkomst waarvoor we fotografen van Hengelo uitnodigen: op woensdag 29 april om 19.30 in de bibliotheek. Je bent van harte welkom! Een ding verklappen we alvast: het thema is ‘ontroering’ en je bent vrij om zelf je gedicht te kiezen. Maar de leden van Hengelo Leest publiceren hieronder alvast de gedichten waarvan zij een hartsnik krijgen.

 

 

En dan ging jij daar staan

Met je armen gekruist

Je mondhoeken hangend

Gebalde vuist

 

Slaand om je heen

Daar kwam het

Je onbegrip

Je woede

Een snelle kus op je lip

 

En dan kwam de woordenstroom

En ik voer mee

In je verdriet

In je passie

Waar je me ooit in toe liet

 

Dan waren jouw ogen vochtig

En regende het in mij

 

Dan trilden je benen

Dan had je geen woorden meer over

Mag ik er wat van jou lenen?

 

Dan schreeuwde je

Hart

Verscheurend

Afkeurend

 

Maar god

Wat ben je lieflijk

En mooi

Dan vergeet ik de rest

 

Maar god

Wat ben jij

Jij

In ons

Protest

Sebastiaan Vaca, winnaar Poëzie-avond 2015 Twickelcollege (gekozen door Loes)

 

De zee kun je horen

met je handen voor je oren,

in een kokkel,

in een mosterdpotje,

of aan zee.

Judith Herzberg / Beemdgras (1968) (gekozen door Diane)

 

 

Mis mij

Denk niet meer aan mij.

Zie me over het hoofd.

Ik ga gebukt.

Er is in mij geen houden van te vinden,

 

geen antwoord heb ik op wat je voor me

voelt. Spijt alleen, omdat we allebei

verlangen naar verlangen, maar ik niet hier

 

en niet naar jou. Ik zoek iets groots

dat in de verte dwaalt, voorbij. Laat mij

niet los. Ga weg. Blijf desondanks. Mis mij

Mis mij.

Ted van Lieshout / Multiple noise (Leopold, 1992) (gekozen door Diane)

 

 

Een streep

Ik trok een streep:

tot hier

nooit ga ik verder dan tot hier.

 

Toen ik verderging

trok ik een nieuwe streep

en nog een streep.

 

De zon scheen

overal zag ik mensen,

haastig en ernstig,

en iedereen trok een streep

iedereen ging verder.

 

Toon Tellegen / Gedichten 1977-1999, 2000 (gekozen door Diane)

 

Onder de appelboom

Onder de appelboom

Ik kwam thuis, het was

een uur of acht en zeldzaam

zacht voor de tijd van het jaar.

de tuinbank stond klaar

onder de appelboom.

ik ging zitten en ik zat

te kijken hoe de buurman

in zijn tuin nog aan het spitten

was, de nacht kwam uit de aarde

een blauwer wordend licht hing

in de appelboom

toen werd het langzaam weer te mooi

om waar te zijn, de dingen

van de dag verdwenen voor de geur

van hooi, er lag weer speelgoed

in het gras en verweg in het huis

lachten de kinderen in het bad

tot waar ik zat, tot

onder de appelboom

en later hoorde ik vleugels

van ganzen in de hemel

hoorde ik hoe stil en leeg

het aan het worden was

gelukkig kwam er iemand naast mij

zitten, om precies te zijn jij

was het die naast mij kwam

onder de appelboom, zeldzaam

zacht en dichtbij

voor onze leeftijd.

Uit: Onder het vee, 1966, Rutger Kopland (gekozen door Helma)

 

 

Enkele andere overwegingen

Hoe zal ik dit uitleggen, dit waarom

wat wij vinden niet is

wat wij zoeken?

Laten we de tijd laten gaan

waarheen hij wil,

en zie dan hoe weiden hun vee vinden,

wouden hun wild, luchten hun vogels,

uitzichten onze ogen

en ach, hoe eenvoud zijn raadsel vindt.

Zo andersom is alles, misschien.

Ik zal dit uitleggen.

Uit: Tot het ons loslaat, 1997. Ruther Kopland (gekozen door Helma)

 

Avond

Nauw zichtbaar wiegen op een lichten zucht

De witte bloesems in de scheemring – ziet,

Hoe langs mijn venster nog, met ras gerucht,

Een enkele al te late vogel vliedt.

 

En ver, daar ginds, die zachtgekleurde lucht

Als perlemoer, waar ied’re tint vervliet

In teerheid… Rust – o, wondervreemd genucht!

Want alles is bij dag zo innig niet.

 

Alle geluid dat nog van verre sprak,

Verstierf – de wind, de wolken, alles gaat

Al zachter en zachter – alles wordt zo stil…

 

En ik weet niet, hoe thans dit hart, zo zwak,

Dat al zo moe is, altijd luider slaat,

Altijd maar luider, en niet rusten wil.

 

Willem Kloos (1859 – 1938) (gekozen door Katja)

 

Het anatomisch verslag

Ik zat te kijken naar het sterven

van mijn moeder, haar gezicht was al leeg

maar ze ademde nog – ga toch dacht ik, verlaat

in godsnaam dat lichaam – en ze ging

ik geloof niet dat zij de laatste jaren wist

wie wij waren: mijn moeder, haar zoon

ik lees het verslag van de patholoog-anatoom

in patiëntes hersenen trof hij bij dit beeld

gebruikelijke afwijkingen aan

hij beschrijft uitvoerig en zorgvuldig hoe hij

met mes en microscoop door haar hersenen

is gewandeld en wat hij tegenkwam

ik wandel mee, ik ken het landschap uit het handboek

cortex, thalamus, limbische gebieden

en zie de verwoestingen

in deze verlaten wereld heeft ze gewoond

en ook ik woonde hier

ik moet wegkijken van het verslag

in mijn hoofd een leegte niet te beschrijven

alsof ook ik mijn lichaam had verlaten

Rutger Kopland (gekozen door Gijs)

 

 

Rouwzang

In ’t zwartomfloersd vertrek, in zilvren nacht,

Op ’t kleed van rouw het losgebonden haar,

Alleen met hem, voor hem, met schoon gebaar,

De weduw zong haar edele dodeklacht.

 

Kon zang hem wekken met zijn tovermacht?

Haar hand lag blank, een lelie, op de baar,

Waar sliep wie nóg behoorde alleen aan haar –

Voor ’t huis drong volk, een meisje weende zacht.

In volle zaal, wen later, zong die vrouw,

Nog bleek van ’t eenzaam dromen bij een graf,

Vroeg ’t volk dat éne liefde- en smartelied.

Veel liedren zong zij, doch de zang van rouw,

Die ze, in dat uur, hem mee ten hemel gaf,

Die bleef van hem, die gaf zij vreemden niet.

Helene Swarth uit de bundel Jonge Weduwe 1 (gekozen door Gijs)

 

Boombeschrijving

Bomen zijn werkelijk.

Hun bladeren praten werkelijk…,

met woorden veelzeggend en letterloos.

Hun toppen zingen.

Hun stammen zwijgen

hoorbaar.

Hun wortels houden

van de aarde.

Bij een boom

staande moet ik wel

ademen als een boom.

Naar een boom

ziende zie ik

hemel en aarde in elkanders

armen.

Want de boom,

Een boom is een bruiloft.

Hans Andreus (gekozen door Gijs)

 

Jongensdroom

Onder een witbewolkte hemel

rent mijn zoon, de benen uit zijn lijf,

over het grote voetbalveld

achter de harde stuiterende bal,

die hij nauwelijks raken zal.

Zo nu en dan zwaait hij naar mij

spuugt op het gras, glijdt uit, valt even,

en springt bij elk doelpunt,

het zijn er meer dan zeven,

uitbundig in het rond.

Na de verloren wedstrijd landt hij met

maaiende armen als een gebroken vliegtuig,

geurend naar gras en vers jongenszweet,

verdrietig naast mij neer.

‘Wanneer ik later bij FC Twente ben’,

zo droomt hij thuis hardop,

‘dan hebben ze een heel andere bal

een die ik heel ver schoppen kan.’

Margót Veldhuizen (gekozen door Gijs)

 

De zee

De Zee, de Zee klotst voort in eindeloze deining,

De Zee, waarin mijn Ziel zichzelf weerspiegeld ziet,

De Zee is als mijn Ziel in wezen en verschijning,

Zij is een levend schoon en kent zich-zelve niet.

Zij wist zich-zelven af in eeuwige verreining

En wendt zich altijd om en keert weer waar zij vliedt,

Zij drukt zich-zelven uit in duizenderlij lijning

En zingt een eeuwig blij en eeuwig klagend lied.

O Zee, was ik als gij in al uw onbewustheid,

Dan zou ik eerst geheel en groot gelukkig zijn,

Dan had ik eerst geen lust naar menselijke belustheid,

Op menselijke vreugd en menselijke pijn,

Dan was mijn Ziel een zee, en hare zelf-gerustheid

Zou, wijl zij groter is dan gij, nog groter zijn.

Willem Kloos (gekozen door Gijs)

 

 

wanneer je kijkt

zie je nog niet

wanneer je ziet

grijpt het je aan

Willem Hussem (gekozen door Diane)

 

Het orgel

Een orgel! – hoor!

Dat klotst in je oor

En door je bloed –

Dat doet je goed

Zoo’n ouwe dreun! –

Dat was die deun

Van – wacht – nee – och

Waarachtig toch!

Dat was zooals

Die ouwe wals

Van eens – van – ah!

Van jonge ja –

Van toen – van toen –

van toen – !

 

C.S. Adama van Scheltema (1877-1924), uit Uit stilte en strijd [fragment] (gekozen door Hans Hoes)

 

 

 

De zomerwei des ochtends vroeg

En op een zuchtje dat hem droeg

vliegt een geel vlindertje voorbij.

 

Heer, had het hierbij maar gelaten.

Vasalis (1909-1998), uit De oude kustlijn (gekozen door Hans Hoes)

 

Woorden op glas

 

Woorden op glas, het kan haast niet minder

men kijkt er doorheen zover het oog taalt

 

wat zich tussenbeide sprakeloos spiegelt

hangt van het licht af, zomer of winter

 

soms ziet men hoe over verwonderde lippen

letters verschijnen alsof men ze ademt

 

soms vallen ze in een ogenblik samen

en zijn ze voorgoed van spiegels bevrijd

 

woorden op glas, maar kijk, het wordt donker

de winter spelt winter, de zomer spelt zomer

de tijd spelt de tijd –

Gerrit Kouwenaar (1923-2014), uit Totaal witte kamer (gekozen door Hans Hoes)

 

De traan

In de schaduw van t oog

(in de schaduw in de schaduw)

brandt de traan als een gloeilamp

brandt de traan en talmt daar; rust

voor hij de lange weg afrolt

lang voor een druppel zout water

omlaag langs het vlees naar de aarde
H.H. ter Balkt (1938-2015), uit Hee hoor mij ho simultaan op de brandtorens; verzamelde gedichten (gekozen door Hans Hoes)

 

Whoesj

 Hij laat zich door geen mens bedwingen

Zal nooit door zeven hoepels springen

Steekt plotsklaps op, begint te zingen

Te blazen, tieren, razen, swingen

 

Eenmaal verzadigd en voldaan

Verstomt de kolkende orkaan

‘t Is mooi geweest, hij strijkt de vaan

Die ene boom? Ach, laat maar staan…

(Door Hans Hoes)

 

Jij denkt

jij denkt
dat als ik
dat jij dan
zodat jij mij
en ik niet

als jij denkt
dat ik dan
zal ik zodat ik jou
en jij niet

Harry Mulisch (gekozen door Loes)

 

Weggaan

Weggaan is iets anders

dan het huis uitsluipen

zacht de deur dichttrekken

achter je bestaan en niet

terugkeren. Je blijft

iemand op wie wordt gewacht.

 

Weggaan kun je beschrijven als

een soort van blijven. Niemand

wacht want je bent er nog.

Niemand neemt afscheid

want je gaat niet weg.

Rutger Kopland (gekozen door Loes)

 

De nachtegalen

Ik heb van ’t leven vrijwel niets verwacht,
’t Geluk is nu eenmaal niet te achterhalen.
Wat geeft het? – In de koude voorjaarsnacht
Zingen de onsterfelijke nachtegalen.

J.C. Bloem (gekozen door Marco)

 

Sterfbed

Mijn vader sterft; als ik zijn hand vasthoud,
voel ik de botten door zijn huid heen steken.
Ik zoek naar woorden, maar hij kan niet spreken
en is bij elke ademtocht benauwd.

Dus schud ik kussens en verschik de deken,
waar hij met krachteloze hand in klauwt;
ik blijf zijn kind, al word ik eeuwen oud,
en blijf als kind voor eeuwig in gebreke.

Wij volgen één voor één hetzelfde pad,
en worden met dezelfde maat gemeten;
ik zie mijzelf nu bij zijn bed gezeten

zoals hij bij zijn eigen vader zat:
straks is hij weg, en heeft hij nooit geweten
hoe machteloos ik hem heb liefgehad.

Jean Pierre Rawie (gekozen door Marco)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.